-
1 iemand in het ongelijk stellen
iemand in het ongelijk stellenprove someone to be/put someone in the wrongVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in het ongelijk stellen
-
2 de feiten stellen hem in het ongelijk
de feiten stellen hem in het ongelijkDeens-Russisch woordenboek > de feiten stellen hem in het ongelijk
-
3 ongelijk
ongelijk1〈 het〉1 wrong♦voorbeelden:ik geef je geen ongelijk • I don't blame youhij had beslist ongelijk • clearly he was wrongiemand in het ongelijk stellen • prove someone to be/put someone in the wrong————————ongelijk22 [oneffen] uneven3 [onregelmatig] uneven♦voorbeelden:een ongelijke strijd • an unequal fight〈 wiskunde〉 ongelijke zijden/hoeken • unequal sides/angleshet is ongelijk verdeeld in de wereld • there's a lot of injustice in the world -
4 ongelijk
ongelijk1〈 het〉♦voorbeelden:1 iemand ongelijk geven • donner tort à qn.ongelijk hebben • avoir tortin het ongelijk zijn • être dans son tortde feiten stellen hem in het ongelijk • les faits lui donnent tort————————ongelijk2 -
5 Unrecht
Unrecht〈o.〉♦voorbeelden:zu Unrecht • ten onrechte2 Unrecht bekommen, haben • ongelijk krijgen, hebbenjemandem Unrecht geben • iemand ongelijk gevenim Unrecht sein, sich im Unrecht befinden • ongelijk hebbensich ins Unrecht setzen • zich in het ongelijk stellen -
6 decide
v. besluiten, beslissen[ dissajd]1 beslissen ⇒ een beslissing nemen, een keuze maken♦voorbeelden:she decided on the red boots • ze besloot de rode laarsjes te nemendecide against • in het ongelijk stellendecide for/in favour of • vonnis wijzen ten gunste vanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 your integrity has decided me to support you • vanwege je integriteit heb ik besloten je te steunenthat decides me/it/the matter • dat geeft de doorslag -
7 decide against
-
8 sich ins Unrecht setzen
sich ins Unrecht setzen -
9 tort
tort [tor]〈m.〉1 ongelijk ⇒ fout, schuld2 (aangedaan) onrecht ⇒ nadeel, schade♦voorbeelden:divorce prononcé aux torts réciproques • echtscheiding uitgesproken tegen beide partijenil n'a aucun tort • hem valt niets te verwijtenavoir tort • ongelijk hebben, het mis hebbendonner tort à qn. • iemand ongelijk gevenmettre qn. dans son tort • iemand in 't ongelijk stellen, zorgen dat iemand ongelijk krijgtse mettre dans son tort • verkeerd handelense sentir dans son tort • zich schuldig voelenà tort • ten onrechteà tort ou à raison • terecht of ten onrechteà tort et à travers • in het wilde weg, lukraakêtre en tort, dans son tort • schuld hebben, in 't ongelijk zijnc'est un tort • dat is onjuist→ absent, redresseurfaire (du) tort à qn. • iemand nadeel, schade berokkenen, iemand te kort doenm1) ongelijk2) nadeel, schade3) schuld4) fout
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский